ECLI:NL:CRVB:2019:2868
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WW-uitkering en dagloongarantie
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de Werkloosheidswet (WW) en de toepassing van dagloongarantie. Appellante ontving tot 3 april 2016 een WW-uitkering op basis van een dagloon van € 138,72, dat was vastgesteld in 2012. Het Uwv had echter gesteld dat de oude dagloongarantieregeling niet van toepassing was op het nieuwe WW-recht dat op 1 juli 2015 was ontstaan. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn om te oordelen dat de dagloongarantie zou moeten leiden tot een hoger dagloon voor appellante. De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat de dagloongarantie van toepassing zou moeten zijn, verworpen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante niet benadeeld was door de wijzigingen in de wetgeving per 1 juli 2015, en de Raad heeft deze conclusie bevestigd. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de hoogte en duur van de WW-uitkeringen correct heeft vastgesteld en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.