ECLI:NL:CRVB:2019:317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- E. Dijt
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-loonaanvullingsuitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een stichting, tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht had besloten dat belanghebbende, die als pedagogisch medewerker werkzaam was, per 18 februari 2015 niet langer in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende was sinds 30 november 2007 arbeidsongeschikt door fysieke en pijnklachten en had eerder een WIA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2014 werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid was gedaald tot minder dan 35%. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat er geen passende functies voor belanghebbende waren gevonden. De Raad oordeelt echter dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd waarom de geselecteerde functies niet meer beschikbaar waren en dat de beperkingen van belanghebbende correct waren vastgesteld. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het Uwv afdoende heeft gemotiveerd dat belanghebbende op de datum in geding beperkt was volgens de Functionele Mogelijkhedenlijst. Het hoger beroep van appellante wordt verworpen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.