Uitspraak
18.4261 ZW
OVERWEGINGEN
bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat appellant de inlichtingenplicht heeft geschonden doordat hij niet aan het Uwv heeft gemeld dat hij per
15 mei 2017 bij [naam besloten vennootschap] is gaan werken. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de mededeling van appellant aan arts M. Alsalhi tijdens het spreekuur van 3 mei 2017 dat hij nog een sollicitatie heeft lopen bij [naam bedrijf], waar hij als uitvoerder aan de slag kan, betekent dat appellant mogelijk op enig moment voor [naam bedrijf] zal gaan werken maar mogelijk ook niet. Deze enkele mededeling ontslaat appellant naar het oordeel van de rechtbank niet van zijn verplichting het Uwv te informeren over zijn inkomsten vanaf het moment dat hij daadwerkelijk is gaan werken. Dat heeft appellant nooit gedaan en daardoor heeft hij de inlichtingenplicht geschonden. De rechtbank is van oordeel dat appellant niet alleen objectief maar ook subjectief een verwijt is te maken dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank heeft appellant niet gevolgd in zijn standpunt dat hem ter zake van de schending van de inlichtingenplicht geen enkel verwijt treft, omdat hij niet wist dat hij het Uwv moest informeren als hij weer zou gaan werken. De rechtbank heeft erop gewezen dat ook als appellant de brief van 17 juni 2016 (afspraakbevestiging ziekmelding van 13 juni 2016), met bijlage en het besluit van 29 juni 2016 met bijlage niet zou hebben ontvangen, diverse brieven en besluiten in het dossier zitten waar appellant wordt gewezen op de verplichting om alle wijzigingen in zijn situatie, dus ook de omstandigheid dat hij weer gaat werken, zo snel mogelijk aan het Uwv door te geven. De rechtbank heeft er in dat verband onder meer op gewezen dat met het besluit van 16 juni 2016 dezelfde bijlage aan appellant is toegezonden als met de besluiten die appellant stelt niet te hebben ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv bij het vaststellen van de hoogte van de boete terecht is uitgegaan van normale verwijtbaarheid. Van omstandigheden op grond waarvan verminderde verwijtbaarheid moet worden aangenomen is de rechtbank niet gebleken. Dat eiser uit eigen beweging nog voor de overtreding door het Uwv werd geconstateerd aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan, is de rechtbank niet gebleken. In dit geval is volgens de rechtbank een boete van 50% van het benadelingsbedrag aangewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de opgelegde boete te matigen omdat appellant zijn standpunt dat de hoogte van de boete niet in verhouding staat tot de overtreding niet nader heeft onderbouwd. Ook is de rechtbank niet gebleken van een dringende reden om van het opleggen van een boete af te zien.
benadelingsbedrag.
inlichtingenverplichting heeft geschonden niet voldoende is voor het opleggen van een boete. Daartoe is ook vereist dat appellant ter zake van die overtreding ook subjectief een verwijt kan worden gemaakt.