ECLI:NL:CRVB:2019:342
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- M. Hillen
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van onjuiste informatie over woon- en financiële situatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 2 december 2009 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, werd geconfronteerd met een intrekking van zijn bijstand door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer. Dit besluit was gebaseerd op een onderzoek dat had aangetoond dat de appellant onjuiste of onvolledige informatie had verstrekt over zijn woon- en leefsituatie, evenals over zijn financiële situatie. Het college had vastgesteld dat appellant regelmatig naar Egypte reisde en dat er aanzienlijke stortingen op zijn bankrekening waren gedaan, waarvan de herkomst onbekend was.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad benadrukte dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat de appellant onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie. De Raad bevestigde dat de intrekking van de bijstand gerechtvaardigd was, evenals de terugvordering van de onterecht ontvangen bijstand.
De Raad verwierp ook de stelling van de appellant dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, omdat hij niet had aangetoond dat de terugvordering zou leiden tot onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.