ECLI:NL:CRVB:2019:3480
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering en toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om geen recht op een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante had eerder een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd, maar het Uwv had vastgesteld dat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. De Raad heeft overwogen dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was en dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms. De Raad heeft geconcludeerd dat de toegenomen beperkingen van appellante voortvloeien uit een andere ziekteoorzaak, namelijk een psychische aandoening, en dat daarmee niet voldaan is aan de criteria van artikel 55 van de Wet WIA voor het ontstaan van recht op een WIA-uitkering. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen, omdat er geen nieuwe medische stukken zijn overgelegd die aanleiding geven tot twijfel aan de eerdere beoordelingen. De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en het Uwv.