Uitspraak
18.3999 WIA
OVERWEGINGEN
IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend van € 1.778,67 bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Deze uitkering is gebaseerd op een volgens opgave van de werkgever genoten jaarloon van € 30.199,58
(sv-loon) gedeeld door 261 dagen, leidend tot een (geïndexeerd) dagloon van € 117,76. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van haar uitkering omdat zij van mening was dat het dagloon te laag was vastgesteld. De door betrokkene in 2015 en 2016 opgenomen verlofuren zijn in december 2015 en in mei 2016 verrekend met haar loon, waardoor haar dagloon lager uit is gevallen dan zonder die verrekening het geval zou zijn geweest. Dit had door het Uwv met een redelijke toepassing van artikel 17 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit) gecorrigeerd moeten worden.
sv-loon ontvangen, inclusief eindejaarsuitkering, van € 2.838,- en in november 2015 een (lager) sv-loon van € 2.341,-. Nu de vervanging van het loon in december 2015 door dat van november 2015 daarom zou leiden tot een lager dagloon heeft het Uwv zich in hoger beroep terecht op het standpunt gesteld dat artikel 17 van het Dagloonbesluit op grond van het vierde lid buiten toepassing moet blijven. Een situatie zoals aan de orde in de door betrokkene genoemde uitspraak van de Raad van 18 mei 2016 doet zich in dit geval niet voor. Aan die uitspraak valt dan ook niet te ontlenen dat het Uwv op dit punt een onjuist besluit heeft genomen.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 5 oktober 2017;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 2.077,66;
- bepaalt dat het Uwv aan betrokkene het in beroep betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt.