Uitspraak
17.3680 WBQA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
D. Hardonk-Prins als leden, in tegenwoordigheid van C.M. van de Ven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2019.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een Wajong-uitkering en een Indicatie banenafspraak door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald, die eerder door de rechtbank Limburg zijn behandeld. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant arbeidsvermogen heeft en daarom niet in aanmerking komt voor de Wajong-uitkering. Appellant heeft een medisch rapport overgelegd waarin hij stelt dat hij regelmatig moet liggen vanwege pijnklachten en dat hij kampt met psychische klachten. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de eerdere beoordelingen van de verzekeringsartsen correct zijn en dat er geen nieuwe of andere beperkingen zijn vastgesteld die een ander oordeel rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep volgt de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.