ECLI:NL:CRVB:2019:3995
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische beoordelingen in het kader van WAO en Wajong na verzoek om herziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, geboren in 1957, heeft zich in 1987 ziek gemeld en is in 1989 door het Uwv als minder dan 15% arbeidsongeschikt beoordeeld. In 2004 heeft zij een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die is afgewezen. Appellante heeft in 2015 verzocht om herziening van deze besluiten, onderbouwd door nieuwe medische informatie van haar psychiater. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder de stelling dat nieuwe inzichten over haar psychische klachten aanleiding zouden moeten geven om de eerdere besluiten te herzien. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende gemotiveerd hebben waarom de eerdere beoordelingen niet onjuist waren. De psychiater van appellante heeft weliswaar nieuwe diagnoses gesteld, maar de Raad concludeerde dat deze niet voldoende bewijs leveren dat de eerdere besluiten onjuist waren. De Raad bevestigde dat er geen grond was voor het inschakelen van een deskundige, omdat de noodzakelijke twijfel ontbrak.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De Raad concludeert dat de medische beoordelingen van het Uwv in 1989 en 2004 zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om deze te herzien op basis van de nieuwe informatie.