ECLI:NL:CRVB:2019:4001
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen wegens verzwegen bankrekeningen in de Verenigde Staten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de beroepen van appellante tegen de besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders van Leiden en Leiderdorp ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had bankrekeningen in de Verenigde Staten die zij niet had gemeld. De colleges hebben op basis van een onderzoek door de sociale recherche besloten om de bijstandsuitkeringen van appellante te herzien en terug te vorderen. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellante in de te beoordelen perioden over een vermogen beschikte dat de vrij te laten vermogensgrens overschreed, waardoor zij geen recht had op bijstand. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de terugvorderingsbesluiten niet geldig zijn omdat er geen intrekkingsbesluiten zijn genomen. De Raad heeft geoordeeld dat de colleges voldoende duidelijk hebben gemaakt dat de bijstand is herzien en dat appellante niet heeft aangetoond dat zij niet over de tegoeden op haar bankrekeningen kon beschikken. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.