ECLI:NL:CRVB:2019:49
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- P.W. van Straalen
- J.C.F. Talman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in verband met verzwegen gezamenlijke huishouding en de rechtmatigheid van verhoren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant en appellante tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een verzwegen gezamenlijke huishouding. Appellant ontving sinds 1996 bijstand, maar na een anonieme melding in 2014 dat hij niet op zijn opgegeven adres woonde, heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij samenwoonde met appellante. De bijstand werd per 2 september 2014 ingetrokken en er werd een terugvordering ingesteld van € 114.718,63.
De rechtbank heeft de beroepen van appellant en appellante tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerden appellanten aan dat het onderzoek onrechtmatig was en dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad oordeelde dat de beroepsgronden van appellanten niet slaagden. De Raad bevestigde dat de sociale recherche rechtmatig had gehandeld en dat de verklaringen van appellante niet onder ontoelaatbare druk waren afgelegd. Ook werd vastgesteld dat appellante en appellant een gezamenlijke huishouding voerden, wat de terugvordering van bijstand rechtvaardigde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees de verzoeken van appellanten af.