ECLI:NL:CRVB:2019:548
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel en beoordeling van zeer dringende redenen
Op 5 februari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel. De appellant had op 21 september 2016 een aanvraag ingediend op basis van de Participatiewet (PW) voor kosten die niet door de zorgverzekeraar werden vergoed. Het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen heeft deze aanvraag op 10 oktober 2016 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 9 januari 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft de eerdere uitspraak op 24 juli 2017 bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij recht heeft op bijzondere bijstand vanwege zeer dringende redenen, omdat hij zonder orthopedische schoenen ernstig invalide kan raken. Het college heeft ter zitting aangegeven dat het de motivering van het bestreden besluit niet langer handhaaft, maar blijft bij de stelling dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) een toereikende voorziening biedt voor de kosten van orthopedisch schoeisel. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, maar dat er geen zeer dringende redenen aanwezig waren om af te wijken van de regels van de PW.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een acute noodsituatie verkeert die rechtvaardigt dat hem bijzondere bijstand wordt verleend. De Raad veroordeelde het college in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1.024,- en bepaalde dat het college het griffierecht van € 170,- aan de appellant moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat de appellant niet voldoende medische onderbouwing heeft geleverd voor zijn stellingen.