Uitspraak
17.1365 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 14 december 2015 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van medicinale cannabis, die hij gebruikte voor pijnbestrijding. Het college van burgemeester en wethouders van Maassluis heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de appellant een beroep kan doen op de Zorgverzekeringswet (Zvw) als voorliggende voorziening. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat medicinale cannabis geen geneesmiddel is en daarom niet onder de Zvw valt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de kosten van medicinale cannabis, die door een arts zijn voorgeschreven, moeten worden aangemerkt als kosten van medische zorg. De Raad heeft bevestigd dat de Zvw als voorliggende voorziening geldt, en dat er geen recht op bijstand bestaat zolang er een voorliggende voorziening beschikbaar is die als toereikend en passend wordt beschouwd.
De Raad heeft de argumenten van de appellant verworpen, waaronder de stelling dat medicinale cannabis niet op de lijst van vergoede geneesmiddelen staat. De Raad concludeert dat de wetgever bewust heeft gekozen om de kosten voor medicinale cannabis als niet noodzakelijk te beschouwen, wat betekent dat de appellant geen recht heeft op bijzondere bijstand. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het verzoek van de appellant om schadevergoeding is afgewezen.