ECLI:NL:CRVB:2019:804
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor geselecteerde functies na ziekmelding en de rol van deskundigenrapporten
In deze zaak heeft appellante, die als horecamedewerkster werkte, zich op 14 maart 2014 ziek gemeld met fysieke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Na een beoordeling door een arts van het Uwv, werd vastgesteld dat appellante niet in staat was haar eigen werk te verrichten, maar dat zij in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Dit leidde tot een besluit van het Uwv om haar ziekengeld per 19 april 2015 te beëindigen.
Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarbij zij de medische onderzoeken door het Uwv als zorgvuldig heeft beoordeeld. In hoger beroep heeft appellante volgehouden dat haar belastbaarheid door het Uwv is overschat en dat de rechtbank niet adequaat heeft gereageerd op haar bezwaren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het deskundigenrapport, dat op 20 februari 2018 is uitgebracht, blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek. De deskundige heeft appellante zelf onderzocht en haar rapport is als inzichtelijk en consistent gemotiveerd beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de FML van 3 maart 2015 moet worden aangevuld met beperkingen voor lezen, buigen, lopen en staan tijdens het werk. De Raad heeft de conclusie van het Uwv bevestigd dat appellante per 18 maart 2015 meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen, en heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.