ECLI:NL:CRVB:2019:89
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een appellant na een hersenbloeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld na een hersenbloeding. Appellant had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen en was door het Uwv in aanmerking gebracht voor ziekengeld. De Raad oordeelde dat de onderzoeken door de artsen van het Uwv zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat. Appellant had zijn stellingen onvoldoende onderbouwd en zijn argumenten in hoger beroep waren grotendeels herhalingen van eerdere gronden die bij de rechtbank waren ingediend. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de belastbaarheid van appellant correct was vastgesteld. De Raad onderschreef deze overwegingen en concludeerde dat er geen aanleiding was om de functies die aan appellant waren toegewezen ongeschikt te achten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.048,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van het Uwv en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen adequaat te onderbouwen.