ECLI:NL:CRVB:2019:979
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.C.W. Lange
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de juistheid van de vastgestelde beperkingen in het kader van de WIA na herbeoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die als schoenhersteller heeft gewerkt, is sinds 17 november 2011 uitgevallen door psychische klachten en heeft per 14 november 2013 een loongerelateerde uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling is zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 60,97%, wat leidde tot de beëindiging van zijn loongerelateerde WGA-uitkering en de toekenning van een WGA-vervolguitkering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige heeft benoemd en dat het Uwv niet voldoende medische informatie heeft verzameld. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor de stelling dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. De verzekeringsartsen beschikten over voldoende informatie van de behandelaars van appellant, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant in staat is de werkzaamheden te verrichten die horen bij de geselecteerde functies.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2019.