Uitspraak
18.1628 WIA
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het geschil betreft de toepassing van artikel 25 van het Dagloonbesluit in een situatie waarin betrokkene gelijktijdig aanspraak heeft op een Ziektewet (ZW)-uitkering en een WGA-vervolguitkering. Betrokkene ontving sinds 24 juli 2006 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA en had vanaf 1 juni 2015 recht op een ZW-uitkering na beëindiging van zijn dienstverband. Het Uwv had betrokkene een ZW-uitkering toegekend, maar stelde dat de WIA-uitkering niet tot uitbetaling kwam vanwege de samenloop van uitkeringen. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv artikel 25 van het Dagloonbesluit onjuist had toegepast, maar de Centrale Raad oordeelde dat het Uwv terecht had gesteld dat artikel 25 van toepassing was. De Raad concludeerde dat de stelling van betrokkene, dat de WGA-vervolguitkering niet op een WIA-dagloon was gebaseerd, niet volgde. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.