Uitspraak
17.7156 PW
OVERWEGINGEN
24 november 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 5 juli 2016 (bestreden besluit), de bijstand van appellant over de periode van 1 oktober 2014 tot 10 maart 2015 ingetrokken en de over deze periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 5.722,58 van appellant teruggevorderd. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Daarbij is het college ervan uitgegaan dat appellant een half jaar bezig is geweest met het opzetten van de op 10 maart 2015 aangetroffen hennepkwekerij. Doordat appellant geen deugdelijke boekhouding heeft bijgehouden van de inkomsten die hij uit deze hennepkwekerij heeft genoten, kan het recht op bijstand in de periode van 1 oktober 2014 tot 10 maart 2015 niet worden vastgesteld.
9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9977) worden zowel het verrichten van activiteiten gericht op het starten van een hennepkwekerij als het exploiteren daarvan aangemerkt als omstandigheden waarvan het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand en waarvan hij het betreffende bestuursorgaan onverwijld mededeling moet doen, ongeacht of daaruit inkomsten worden verworven. Nu appellant geen melding heeft gemaakt van de hennepkwekerij heeft hij de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden.
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigen voor zover het betreft de intrekking over de periode van 1 oktober 2014 tot 10 januari 2015 en de terugvordering, omdat deze ondeelbaar is, in zijn geheel. De Raad zal zelf in de zaak voorzien door het besluit van 24 november 2015 te herroepen voor zover dit ziet op de intrekking van de bijstand over de periode van 1 oktober 2014 tot 10 januari 2015.