ECLI:NL:CRVB:2020:2559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en toetsing van medisch oordeel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering door het Uwv. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms, omdat de appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn medische standpunten in te brengen. De Raad oordeelde dat de aan de toetsing ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor de appellant en dat er geen aanleiding was om het medisch oordeel van het Uwv te betwisten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen. De Raad concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.