ECLI:NL:CRVB:2020:2994
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van het recht op ziekengeld na beëindiging door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 24 oktober 2019. De appellant, die in verband met een tweede ongeval in 2018 een aanzienlijke wijziging in zijn medische situatie heeft ondergaan, had eerder een besluit van 5 april 2016 ontvangen waarin zijn recht op ziekengeld per 22 mei 2016 was beëindigd. De Raad oordeelde dat het Uwv niet in staat was om een zorgvuldige heroverweging van het besluit uit 2016 te maken, gezien het tijdsverloop en de gewijzigde omstandigheden van de appellant. De Raad concludeerde dat de beëindiging van het ziekengeld ten onrechte was en dat het recht op ziekengeld doorliep tot het einde van de wachttijd van 104 weken. De Raad vernietigde het bestreden besluit van het Uwv en herstelde het eerdere besluit van 5 april 2016, waarbij het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1.312,50. De uitspraak werd openbaar gedaan en is geregistreerd onder ECLI:NL:CRVB:2020:2994.