ECLI:NL:CRVB:2020:3119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering ten onrechte betaald ouderdomspensioen en boete opgelegd door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, geboren in Oostenrijk, had een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft haar pensioen ingetrokken omdat zij niet in Nederland woonde en geen verzekerde jaren had opgebouwd. De Raad oordeelt dat het besluit van de Svb om het ten onrechte betaalde pensioen terug te vorderen, rechtmatig is. Appellante heeft niet aangetoond dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad stelt vast dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden, wat leidt tot de verplichting voor de Svb om een boete op te leggen. De Svb heeft in het bestreden besluit rekening gehouden met de situatie van appellante door de boete te verlagen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad merkt op dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van proceskosten.