ECLI:NL:CRVB:2020:3210
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een AOW-uitspraak met betrekking tot nieuw feit of nieuwe omstandigheid
In deze zaak heeft verzoekster op 20 februari 2019 een verzoek om herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 7 februari 2019, waarin haar aanvraag voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoekster niet in Nederland had gewoond of gewerkt en geen recht had op huwelijkse tijdvakken volgens het Algemeen Verdrag inzake Sociale Zekerheid tussen Nederland en Marokko. Ondanks verschillende bezwaar- en beroepsprocedures heeft verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden kunnen aanvoeren die haar recht op AOW zouden kunnen onderbouwen.
Tijdens de zitting op 19 november 2020 was verzoekster niet aanwezig, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd vertegenwoordigd door mr. E.M. Mulder via videobellen. In haar verzoek om herziening stelde verzoekster dat zij arbeidsongeschikt is en recht heeft op een ouderdomspensioen. De Raad overweegt dat volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van feiten die vóór de uitspraak plaatsvonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
De Raad concludeert dat verzoekster geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid heeft gepresenteerd die aan de voorwaarden voor herziening voldoet. Het verzoek om herziening wordt dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 december 2020.