ECLI:NL:CRVB:2020:3210

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
19-1733 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een AOW-uitspraak met betrekking tot nieuw feit of nieuwe omstandigheid

In deze zaak heeft verzoekster op 20 februari 2019 een verzoek om herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 7 februari 2019, waarin haar aanvraag voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoekster niet in Nederland had gewoond of gewerkt en geen recht had op huwelijkse tijdvakken volgens het Algemeen Verdrag inzake Sociale Zekerheid tussen Nederland en Marokko. Ondanks verschillende bezwaar- en beroepsprocedures heeft verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden kunnen aanvoeren die haar recht op AOW zouden kunnen onderbouwen.

Tijdens de zitting op 19 november 2020 was verzoekster niet aanwezig, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd vertegenwoordigd door mr. E.M. Mulder via videobellen. In haar verzoek om herziening stelde verzoekster dat zij arbeidsongeschikt is en recht heeft op een ouderdomspensioen. De Raad overweegt dat volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van feiten die vóór de uitspraak plaatsvonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

De Raad concludeert dat verzoekster geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid heeft gepresenteerd die aan de voorwaarden voor herziening voldoet. Het verzoek om herziening wordt dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 december 2020.

Uitspraak

19.1733 AOW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 7 februari 2019, 17/4967 AOW
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats], Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 17 december 2020
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft op 20 februari 2019 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 7 februari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:409).
De Svb heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2020. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder, die via videobellen heeft deelgenomen aan de zitting.

OVERWEGINGEN

1. Voor de feiten in deze zaak wordt verwezen naar de uitspraak van 7 februari 2019. Voor dit geding is van belang dat verzoekster in 2012 een aanvraag om een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft ingediend bij de Svb, welke is afgewezen. Hieraan is ten grondslag gelegd dat appellante niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt en zij evenmin recht heeft op huwelijkse tijdvakken op grond van het Algemeen Verdrag inzake Sociale Zekerheid tussen Nederland en Marokko van 14 februari 1972. Nu verzoekster niet verzekerd is geweest voor de AOW, heeft zij geen recht op een ouderdomspensioen. Over deze afwijzing en over een nieuwe aanvraag om een ouderdomspensioen zijn verschillende bezwaar- en beroepsprocedures gevoerd, die geen van alle tot een andere materiële uitkomst hebben geleid.
2. In haar verzoek om herziening op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft verzoekster aangevoerd dat zij zich arbeidsongeschikt acht, onder medische behandeling is en meent recht te hebben op een ouderdomspensioen.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de bestuursrechter een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
3.3.
Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoekster enig nieuw feit of nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, naar voren heeft gebracht. Het verzoek om herziening bevat immers geen gronden die betrekking hebben op de reden waarom haar aanvraag om een ouderdomspensioen is afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2020.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) B.H.B. Verheul