ECLI:NL:CRVB:2020:3264
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake individuele inkomenstoeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 5 februari 2019, betreffende de afwijzing van aanvragen om een individuele inkomenstoeslag (IIT) voor de jaren 2015 en 2016. Verzoekers, een verzoeker en verzoekster, hadden eerder aanvragen ingediend die door het college van burgemeester en wethouders van Westland waren afgewezen. De Raad oordeelde dat verzoekers niet voldaan hadden aan de voorwaarden voor herziening, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die niet eerder bekend waren en die tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden.
De Raad stelde vast dat de verzoekers geen volledig inzicht hadden gegeven in hun vermogen, met name met betrekking tot bankrekeningen die op naam van verzoekster en haar ouders stonden. Dit gebrek aan informatie maakte het onmogelijk om te toetsen of verzoekers voldeden aan de voorwaarden voor de IIT, die onder andere vereisen dat men langdurig een laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank, die de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond had verklaard.
De Raad benadrukte dat voor de beoordeling van het recht op IIT niet alleen het inkomen op het moment van de aanvragen bepalend is, maar dat ook gekeken moet worden naar de gehele referteperiode van drie jaar. De verzoekers hadden onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zij gedurende deze periode niet over in aanmerking te nemen vermogen beschikten. De Raad wees het verzoek om herziening af, omdat de aangevoerde feiten en omstandigheden reeds bekend waren bij de indiening van het hoger beroep en niet voldeden aan de strikte voorwaarden voor herziening zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht.