Uitspraak
18.2601 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, een persoon die bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor juridische ondersteuning, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder de aanvraag voor bijzondere bijstand afgewezen, omdat appellante niet had aangetoond dat de kosten noodzakelijk waren. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) in beginsel als een toereikende en passende voorliggende voorziening kan worden aangemerkt voor de kosten van rechtsbijstand. Appellante heeft niet onderbouwd dat zij geen advocaat kon vinden die bereid was haar zaken op basis van een toevoeging te behandelen.
Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties in deze zaak niet is overschreden, aangezien de totale procedure niet langer dan vier jaar heeft geduurd. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van J.B. Beerens als griffier, op 22 december 2020.