ECLI:NL:CRVB:2020:604
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet gemelde samenwoning met gevolgen voor boete en verjaringstermijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het dagelijks bestuur van ISD Brunssum Onderbanken Landgraaf ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 15 maart 2005 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en heeft vanaf 29 april 2009 een gezamenlijke huishouding gevoerd met Y, zonder dit te melden aan het dagelijks bestuur. Dit leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, na een anonieme melding in 2015. Het dagelijks bestuur heeft de bijstand over de periode van 29 april 2009 tot 29 april 2016 herzien en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, alsook een boete opgelegd wegens het niet nakomen van de inlichtingenverplichting.
De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn voor de terugvordering niet was verstreken, omdat de termijn begint te lopen op het moment dat het dagelijks bestuur bekend is met de feiten die aanleiding geven tot terugvordering. Appellant heeft aangevoerd dat het dagelijks bestuur te lang heeft gewacht met het nemen van besluiten, maar de Raad oordeelt dat de zesmaandenjurisprudentie niet van toepassing is in dit geval, omdat het hier gaat om een verplichte terugvordering. De opgelegde boete is evenredig en rekening houdend met de omstandigheden van appellant is deze gematigd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond.