ECLI:NL:CRVB:2020:709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van bijschrijvingen op bankrekening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de herziening en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante, die in de periode van maart 2016 tot en met juni 2016 bijschrijvingen op haar bankrekening ontving van haar studerende zoon. Deze bijschrijvingen waren bedoeld om een schuld bij Wehkamp af te lossen. De Raad oordeelde dat, hoewel appellante de bijschrijvingen gebruikte om haar schuld af te lossen, dit niet betekende dat zij niet over de middelen kon beschikken. De herziening van de bijstand en de terugvordering van € 2.782,68 werden dan ook terecht geacht.
De Raad benadrukte dat bijschrijvingen op de bankrekening van iemand die bijstand ontvangt, worden beschouwd als middelen waarover deze persoon redelijkerwijs kan beschikken. De appellante had in strijd met haar inlichtingenverplichting deze bijschrijvingen niet gemeld aan het college. De Raad verwierp het argument van appellante dat zij niet vrijelijk over de ontvangen bedragen kon beschikken, omdat haar zoon haar had verplicht deze te gebruiken voor het aflossen van de schuld. De Raad concludeerde dat appellante in staat was om de ontvangen bedragen voor andere uitgaven te gebruiken, wat zij ook gedeeltelijk had gedaan.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.