In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een verzoek van appellante, een eigenrisicodrager voor de Ziektewet (ZW), om aan betrokkene een maatregel op te leggen wegens een vermeende benadelingshandeling. Betrokkene, die als eerstelijns servicedeskmedewerker bij appellante werkte, had zich ziek gemeld en was op staande voet ontslagen. Appellante stelde dat betrokkene door zijn gedrag het recht op ziekengeld had prijsgegeven en verzocht het Uwv om een maatregel op te leggen. Het Uwv weigerde dit verzoek, wat door appellante werd bestreden in hoger beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om een maatregel op te leggen, omdat er geen grondslag was in artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW. De Raad benadrukte dat de eigenrisicodrager verantwoordelijk is voor de betaling van het ziekengeld, maar dat dit niet betekent dat de fondsen genoemd in de ZW benadeeld worden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van eigenrisicodragers en de voorwaarden waaronder een maatregel kan worden opgelegd op basis van benadelingshandelingen.