Uitspraak
19.5297 PW, 20/567 PW
OVERWEGINGEN
(lees: 3:2), van de Awb.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 6 juli 2016 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had niet gemeld dat er in zijn woning een hennepkwekerij was aangetroffen. Naar aanleiding van een melding van netbeheerder Stedin is er een rechtmatigheidsonderzoek gestart door de gemeente Den Haag. Het college van burgemeester en wethouders heeft de bijstand van appellant over een bepaalde periode herzien en een bedrag van € 2.154,48 teruggevorderd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij geen inkomsten uit de hennepkwekerij heeft genoten omdat er niet geoogst was. De Raad oordeelt echter dat, ongeacht de intentie of de daadwerkelijke inkomsten, appellant op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht die hij had moeten melden. De Raad stelt vast dat het college niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen onderzoek te doen naar mogelijke inkomsten, en dat het aan appellant was om aannemelijk te maken dat hij recht had op aanvullende bijstand.
De Raad bevestigt dat de schending van de inlichtingenverplichting een grond vormt voor intrekking en terugvordering van bijstand, en dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De beroepsgronden van appellant worden verworpen, en de Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.