ECLI:NL:CRVB:2021:1236
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een Wajong-uitkering op basis van ontbrekende medische informatie
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1979, op 6 december 2016 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015). Appellante heeft aangegeven dat zij een verstandelijke beperking heeft en klachten ervaart als gevolg van een trauma uit haar jeugd. Het Uwv heeft echter geconcludeerd dat er geen medische informatie beschikbaar is over appellante die betrekking heeft op haar zeventiende of achttiende verjaardag. Dit leidde tot de weigering van de Wajong-uitkering op 20 februari 2017.
Appellante heeft bezwaar aangetekend tegen deze beslissing en aanvullende informatie van haar voormalige huisarts overgelegd. Het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat resulteerde in een rechtszaak bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank heeft de aanvraag van appellante beoordeeld op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en vastgesteld dat de bewijslast bij appellante ligt. De rechtbank oordeelde dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zij op haar zeventiende of achttiende verjaardag arbeidsongeschikt was.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat zij op die leeftijd arbeidsongeschikt was, met verwijzing naar informatie van haar voormalige huisarts. Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de gronden van appellante in hoger beroep een herhaling zijn van eerdere argumenten en dat de rechtbank deze adequaat heeft behandeld. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en wijst de aanvraag voor de Wajong-uitkering af, omdat er onvoldoende medische informatie beschikbaar is om de belastbaarheid van appellante vast te stellen op de relevante leeftijden.