In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Verzoeker, die sinds 27 september 2017 in Egypte verblijft na een busongeluk, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor medische kosten en griffierecht. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft deze aanvraag afgewezen, omdat verzoeker niet in Nederland woonachtig is, wat in strijd is met het territorialiteitsbeginsel van artikel 11 van de PW. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, maar heeft niet deelgenomen aan de zittingen, ondanks uitnodigingen via videobellen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen zeer dringende redenen zijn om bijstand te verlenen, en dat verzoeker voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. De rechtbank heeft verzoeker uitgenodigd voor een zitting, maar hij heeft niet deelgenomen vanwege technische problemen. De voorzieningenrechter concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).