Uitspraak
19.4520 WAJONG
24 oktober 2019, 18/6285 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen op de grond dat zij arbeidsvermogen had. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellante stelde dat de rechtbank ten onrechte was uitgegaan van een onjuiste beoordelingsdatum en dat zij op haar achttiende verjaardag niet over arbeidsvermogen beschikte. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De Raad bevestigde dat appellante op de dag dat zij achttien jaar werd niet voldeed aan de voorwaarden voor het ontbreken van arbeidsvermogen, en dat dit ook gold voor de periode van vijf jaar na haar achttiende verjaardag. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van de gronden.