ECLI:NL:CRVB:2021:1409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid Wajong-uitkering en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die een Wajong-uitkering ontvangt. Het Uwv had de bevoegdheid om de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen, wat leidde tot de conclusie dat appellante minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Appellante betwistte deze herbeoordeling en voerde aan dat er sprake was van vooringenomenheid door het Uwv, omdat de herbeoordeling voortkwam uit een handhavingsonderzoek naar haar inkomsten in 2011 en 2012. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen aanknopingspunten waren voor deze vooringenomenheid. De verzekeringsartsen hebben voldoende gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellante niet verdergaand was dan eerder vastgesteld. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep volgde dit oordeel. De Raad concludeerde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellante, ondanks haar beperkingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.