ECLI:NL:CRVB:2021:1433
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA met betrekking tot gehoorklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, vastgesteld op 58,02% in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellant, die als telefonist heeft gewerkt, heeft zich ziek gemeld vanwege tinnitus en andere klachten. Het Uwv had eerder zijn WIA-uitkering geweigerd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een herbeoordeling heeft het Uwv appellant een WIA-uitkering toegekend, maar de rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat gehoorbescherming een oplossing zou zijn voor zijn klachten. De Raad heeft een deskundige benoemd, die concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen onjuistheden bevatten en dat appellant geen extra beperkingen had die niet waren opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De deskundige heeft vastgesteld dat appellant op de datum in geding, 20 mei 2015, leed aan een bilateraal symmetrisch binnenoor gehoorverlies, enige tinnitus en hyperacusis.
De Raad heeft de conclusies van de deskundige gevolgd en geoordeeld dat er geen aanleiding is om de FML voor onjuist te houden. De Raad heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige overtuigend heeft gemotiveerd dat de belasting in de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.