ECLI:NL:CRVB:2021:1718
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens niet melden van zakelijke rekening en gebruik voor levensonderhoud
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant ontving van 8 februari 2017 tot en met 17 januari 2018 bijstand op grond van de Participatiewet. Tijdens een gesprek met handhavers van de gemeente Tilburg op 17 april 2018, werd een zakelijke rekening zichtbaar waarover de appellant als enige algeheel bevoegd was. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de bijstand van de appellant ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat de appellant niet had gemeld dat hij beschikte over tegoeden op deze zakelijke rekening. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij niet over de tegoeden op de zakelijke rekening kon beschikken, omdat deze niet bedoeld waren voor zijn levensonderhoud. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen bemoeienis meer had met de cafetaria, waarvan de zakelijke rekening was. De overschrijvingen van de zakelijke rekening naar zijn privérekening van in totaal € 8.500,- in de relevante periode gaven aan dat hij wel degelijk over de tegoeden kon beschikken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.