ECLI:NL:CRVB:2021:1972
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het maatmaninkomen bij herziening van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WIA-uitkering van appellante, die sinds 2012 ziek is en een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangt. De Raad beoordeelt of het Uwv bij de vaststelling van het maatmaninkomen van appellante de juiste procedure heeft gevolgd. Appellante stelt dat het maatmaninkomen niet representatief is, omdat het enkel is geïndexeerd en geen rekening is gehouden met cao-verhogingen die in haar functie hebben plaatsgevonden. Het Uwv heeft echter gesteld dat volgens artikel 8, tweede lid, van het Schattingsbesluit bij herziening van de uitkering geen rekening gehouden hoeft te worden met wijzigingen in het maatmaninkomen na de eerste vaststelling. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht deze bepaling heeft toegepast en dat de vaststelling van het maatmaninkomen op juiste wijze heeft plaatsgevonden. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.