ECLI:NL:CRVB:2021:2808
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 15 augustus 2018 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, had eerder een ZW-uitkering ontvangen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv beëindigde de uitkering per 17 september 2019, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische en lichamelijke klachten. Hij verwees naar medische rapporten, waaronder een intakeverslag van de revalidatiearts. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag lag, voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. De Raad concludeerde dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de signaleringen met betrekking tot belastende factoren in de functies voldoende inzichtelijk had toegelicht.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet in aanmerking kwam voor een verdere ZW-uitkering. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig medisch onderzoek en de geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid.