ECLI:NL:CRVB:2021:3266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vaststelling van arbeidsongeschiktheid en de relatie met ziekteoorzaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, die eerder een WIA-uitkering ontving. De Raad heeft vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid op 61,68% is vastgesteld, met een restverdiencapaciteit van € 779,52 per maand. De zaak betreft de vraag of de toegenomen beperkingen van appellante voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als de eerdere WIA-uitkering. Appellante had eerder een WIA-uitkering van 100% ontvangen, maar het Uwv concludeerde dat zij per 6 juni 2016 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de diagnose carpaal tunnel syndroom (CTS) voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak als de eerdere arbeidsongeschiktheid, maar de Raad oordeelde dat het Uwv voldoende bewijs had geleverd dat de toegenomen beperkingen voortkomen uit een andere ziekteoorzaak. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende onderbouwing had gegeven voor zijn conclusie dat er sprake was van verschillende ziekteoorzaken, en dat de bewijslast bij appellante lag om aan te tonen dat er een causaal verband was tussen de eerdere en latere arbeidsongeschiktheid.