ECLI:NL:CRVB:2021:655

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
19/291 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsvermogen Wajong-uitkering en verlaging van uitkeringspercentage

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon. De verlaging was gebaseerd op de beoordeling dat appellante op 1 januari 2018 arbeidsvermogen had. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.M.H. Rademakers, was het niet eens met deze beoordeling en voerde aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar medische situatie en eerdere arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. P.C.P. Heijnen-Veldman, verdedigde de beslissing en stelde dat de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waren.

De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er geen sprake was van een aandoening die haar zou uitsluiten van het verrichten van ten minste vier uur werk per dag. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende inzichtelijk maakten dat appellante op de relevante datum arbeidsvermogen had. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van het Uwv en dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in staat was om te werken.

De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische onderbouwing in arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen en bevestigt dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellante op 1 januari 2018 niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

19 291 WAJONG

Datum uitspraak: 24 maart 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 december 2018, 18/880 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. D.M.H. Rademakers, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 24 februari 2021. Appellante heeft deegenomen, bijgestaan door mr. Rademakers. Voor het het Uwv heeft
mr. P.C.P. Heijnen-Veldman deelgenomen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante heeft inkomensondersteuning op grond van artikel 2:40 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de zogeheten werkregeling. Als gevolg van een wijziging van artikel 2:40 van de Wajong is de hoogte van de inkomensondersteuning voor alle jonggehandicapten in de werkregeling per 1 januari 2018 verlaagd van 75% naar 70% van de grondslag. Het Uwv heeft in 2017 eigener beweging beoordeeld of appellante niet inmiddels als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de zin van artikel 2:45 van de Wajong is aan te merken. In dat geval zou appellante recht hebben op de zogeheten uitkering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten en zou de Wajong-uitkering na 1 januari 2018 75% van de grondslag blijven bedragen. Aan appellante is op 21 maart 2017 een voorlopige beoordeling arbeidsvermogen gestuurd, waarin is vermeld dat aangenomen wordt dat zij arbeidsvermogen heeft. Appellante heeft in reactie daarop te kennen gegeven het niet eens te zijn met deze voorlopige beoordeling. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek is appellante bij besluit van 6 september 2017 meegedeeld dat zij arbeidsvermogen heeft, als gevolg waarvan de Wajong‑uitkering met ingang van 1 januari 2018 wordt verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon.
1.2.
Bij besluit van 16 maart 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 6 september 2017 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe (kort gezegd) overwogen dat met de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende en inzichtelijk is gemotiveerd dat bij appellante sprake is van arbeidsvermogen. De rechtbank heeft overwogen dat geen sprake is van een aandoening die ertoe leidt dat appellante niet ten minste vier uur per dag belastbaar is en erop gewezen dat appellante in staat is gebleken opleidingen te volgen, ervaring heeft met het doorlopen van stages en dat fysiek zwaar belastende factoren in afdoende mate zijn afgegrensd. De informatie van cardioloog dr. J.A. Kragten van 24 augustus 2017 vormt voor de rechtbank onvoldoende grond voor twijfel aan het standpunt van het Uwv. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door haar cardiale klachten niet in staat is om gedurende vier uur per dag en gedurende ten minste een periode van één uur aaneengesloten te werken. Ook is niet aannemelijk geworden dat haar cardiale klachten niet kunnen worden behandeld met andere medicatie, indien de voorgeschreven medicatie niet het beoogde effect zou hebben.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv, mede gelet op eerdere arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen en de problemen tijdens haar studie, medische informatie van de behandelend sector had moeten inwinnen en meer beperkingen had moeten aannemen. Appellante kan niet één uur aaneengesloten of vier uur op een dag werkzaamheden verrichten en de door het Uwv gekozen taak is niet geschikt, gelet op haar beperkingen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, zijn niet de bepalingen van hoofdstuk 3 maar van hoofdstuk 2 van de Wajong op appellante van toepassing.
4.2.
In geschil is of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante op
1 januari 2018 niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitkering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Uit de uitspraak van de Raad van 31 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3482, volgt dat het begrip ‘volledig en duurzaam arbeidsongeschikt’ in hoofdstuk 2 van de Wajong na 1 januari 2015 gelijk is aan het begrip ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ in artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) en hoofdstuk 1a van de Wajong.
4.3.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van één uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of bij een betrokkene sprake is van (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van de Raad van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
4.4.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat met de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende en inzichtelijk is gemotiveerd dat bij appellante op 1 januari 2018 sprake is van arbeidsvermogen. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 10 februari 2021 uiteengezet dat in de gegevens van de behandelende specialisten, othopedisch chirurg, reumatoloog, cardioloog, fysiotherapeut en psycholoog geen objectieve onderbouwing gevonden kan worden voor het klachtenpatroon en het door appellante gestelde hoge ziekteverzuim. De vastgestelde somatische aandoeningen van appellante aan het bewegingsapparaat zijn niet van een zodanig ernstige aard dat deze zouden moeten leiden tot extreem ziekteverzuim en daarmee tot het ontbreken van arbeidsvermogen. Dat geldt ook voor de cardiale klachten van appellante, waarvoor appellante op de datum in geding onder medicamenteuze behandeling stond en die met de juiste medicatie volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding hoeven te geven tot beperkingen. Er zijn geen redenen dit gemotiveerde standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de informatie van de cardioloog van 24 augustus 2017 volgt dat de klachten soms wekenlang niet voorkomen en dat uit de op 19 februari 2021 door appellante overgelegde informatie van de cardioloog van 19 april 2018 volgt dat appellante nog wel last heeft van de hartritmestoornissen, maar dat dit minder is dan voorheen. Aangezien er geen twijfel bestaat over het standpunt van het Uwv dat appellante op 1 januari 2018 over arbeidsvermogen beschikt, is er geen aanleiding voor inschakeling van een deskundige, zoals appellante heeft verzocht.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt, met verbetering van gronden, bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers als voorzitter en F.M. Rijnbeek en W.R. van der Velde als leden, in tegenwoordigheid van A.L. Abdoellakhan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2021.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) A.L. Abdoellakhan