ECLI:NL:CRVB:2021:826
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als telefoniste/receptioniste werkte, had zich op 25 oktober 2017 ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft haar in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een beoordeling door een arts van het Uwv, werd vastgesteld dat appellante met ingang van 27 december 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd.
In hoger beroep handhaafde appellante haar standpunt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en niet volledig. De Raad oordeelde echter dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De recent gestelde diagnose van fibromyalgie en aanvullende informatie van de huisarts boden geen nieuwe inzichten die de eerdere beoordeling konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.