ECLI:NL:CRVB:2022:10
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en toetsing van medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant, die zich op 5 februari 2018 ziek had gemeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 5 maart 2019 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant betwistte deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was en dat zijn beperkingen niet goed waren onderkend. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard.
De Raad beoordeelde de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig had gehandeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had alle relevante medische informatie in zijn beoordeling betrokken en er was geen sprake van schending van het beginsel van equality of arms. Appellant had voldoende gelegenheid gehad om zijn standpunt te onderbouwen met medische gegevens.
De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de geselecteerde functies voor appellant medisch geschikt waren, en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.