ECLI:NL:CRVB:2022:1095
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aflossingscapaciteit en verzoek om kwijtschelding van kinderbijslag terugvordering
In deze procedure gaat het om de aflossingscapaciteit van appellant en de afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding van een terugvordering van kinderbijslag. De Centrale Raad van Beroep moet vaststellen of de herziening van het recht op kinderbijslag en de terugvordering van ten onrechte ontvangen kinderbijslag rechtmatig zijn. Appellant heeft ter zitting zijn verzoek om aanhouding van de zaak herhaald, omdat hij een beslissing op bezwaar gericht aan zijn ex-echtgenote wil inbrengen ter onderbouwing van zijn standpunt dat de herziening en terugvordering tot de verkeerde persoon zijn gericht. De Raad heeft dit verzoek afgewezen, omdat het standpunt van appellant in deze procedure buiten beschouwing moet blijven. De Raad oordeelt dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht heeft geoordeeld dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor kwijtschelding, aangezien hij niet vijftien jaar aaneengesloten geen betalingen heeft verricht en in 2019 aflossingscapaciteit had. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.