In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opschorting en intrekking van bijstand aan appellanten, die sinds 1996 bijstand ontvangen. Het college van burgemeester en wethouders van Putten had de bijstand van appellanten opgeschort en later ingetrokken, omdat appellanten geen concrete informatie hadden verstrekt over een vereniging waarvan appellant de bestuurder was. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand op te schorten, maar niet om deze in te trekken. De Raad stelde vast dat de gevraagde gegevens over de vereniging niet meer relevant waren voor het vaststellen van het actuele recht op bijstand, omdat de vereniging inmiddels was opgeheven en er geen aanwijzingen waren dat er activiteiten hadden plaatsgevonden. De Raad vernietigde het besluit van het college tot intrekking van de bijstand en verklaarde het beroep van appellanten in zoverre gegrond. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellanten, die in totaal € 2.818,- bedroegen.