Uitspraak
19 4584 WMO15
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat van het college een griffierecht van € 519,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de intrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan betrokkene was toegekend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank had eerder geoordeeld dat de intrekking van het pgb door het college van burgemeester en wethouders van Brunssum onterecht was, omdat het college niet had onderkend dat bij de intrekking rekening gehouden moest worden met de omstandigheden van betrokkene. Het college had het pgb ingetrokken omdat betrokkene het budget niet had gebruikt voor woningaanpassingen. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging niet correct was uitgevoerd en dat de situatie van betrokkene in 2012, toen zij in een kliniek verbleef, niet voldoende was meegewogen.
In hoger beroep heeft het college betoogd dat de rechtbank buiten de omvang van het geschil is getreden en dat de Wmo 2015 van toepassing is. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht de Wmo van toepassing heeft geacht, gezien de intrekking van het pgb. De Raad heeft de argumenten van het college verworpen en bevestigd dat de rechtbank de relevante omstandigheden bij de belangenafweging had moeten betrekken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het college werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank.