Uitspraak
21 3881 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 3.415,50;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ziekengeld van appellante per 11 mei 2020. Appellante, die zich ziek had gemeld na een maagverkleining en later met verschillende klachten, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar ziekengeld te beëindigen. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid had plaatsgevonden, maar dat dit gebrek in de besluitvorming in hoger beroep was hersteld. De Raad bevestigde dat de beëindiging van het ziekengeld op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat appellante niet in haar rechten was benadeeld. De Raad oordeelde dat de beperkingen van appellante op de datum in geding niet waren onderschat en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelde het Uwv wel in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.415,50.