ECLI:NL:CRVB:2022:1996
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van medische rapporten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, die zich op 4 juni 2019 ziek meldde met rugklachten, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 18 juli 2020, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft de zorgvuldigheid van de medische rapporten beoordeeld en vastgesteld dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Appellant voerde aan dat zijn beperkingen onjuist waren vastgesteld en dat er geen sprake was van een gelijke procespositie, maar de Raad oordeelde dat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening had gehouden met de medische en arbeidskundige situatie van appellant.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering van appellant had beëindigd. Wel werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.036,- bedragen, en het griffierecht van € 185,- moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordeling en de waarborging van een gelijke procespositie in bestuursrechtelijke procedures.