ECLI:NL:CRVB:2022:2376
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de uitvoering van een eerdere uitspraak inzake bijstandsintrekking en terugvordering door het college van burgemeester en wethouders van Enschede
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede. De zaak betreft de uitvoering van een eerdere uitspraak van de Raad van 8 december 2020, waarin de rechtbank Overijssel werd gecorrigeerd. De Raad had toen bepaald dat het college een nieuw besluit moest nemen over de terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellant, die zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden. Het college heeft in het bestreden besluit van 23 februari 2021 een nieuwe berekening gemaakt van het terug te vorderen bedrag, vastgesteld op € 9.136,95 bruto, voor de periode van 1 maart 2016 tot en met 20 oktober 2016.
Appellant heeft in beroep aangevoerd dat de Raad in zijn eerdere uitspraak niet heeft overwogen dat de intrekking van de bijstand over de periode van 1 maart 2016 tot en met 20 oktober 2016 gehandhaafd blijft. De Raad heeft echter geoordeeld dat de intrekking en terugvordering over deze periode in stand blijven, omdat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad heeft vastgesteld dat het college op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan zijn eerdere uitspraak en dat appellant geen gronden heeft aangevoerd tegen de hoogte van de terugvordering.
De Raad heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het college om het bedrag terug te vorderen, wordt bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.