ECLI:NL:CRVB:2022:2413
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstand na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving bijstand op grond van de Participatiewet, maar zijn bijstand werd ingetrokken en teruggevorderd na de ontdekking van een hennepkwekerij in zijn caravan. Het dagelijks bestuur heeft de bijstand ingetrokken over de periode van 13 juli 2014 tot en met 18 december 2014 en een bedrag van € 6.364,32 teruggevorderd. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar heeft later verzocht om herziening, onderbouwd met zijn strafdossier waaruit zou blijken dat hij geen inkomsten uit drugshandel heeft verworven.
De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de intrekking en terugvordering onterecht waren. In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn die aanleiding zouden moeten geven tot heroverweging van het besluit. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het dagelijks bestuur terecht geen rekening heeft gehouden met de periode genoemd in het strafvonnis, omdat appellant niet is vrijgesproken van enige feiten en de werkzaamheden die hij heeft verricht in de hennepkwekerij op geld waardeerbare activiteiten zijn die hij had moeten melden.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De Raad benadrukt dat het niet gaat om de vraag of appellant inkomsten heeft genoten, maar om de verplichting om op geld waardeerbare activiteiten te melden. De uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van griffier F.C. Meershoek.