ECLI:NL:CRVB:2022:2489
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van inkomsten als zelfstandige met WAO-uitkering en terugvordering door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een WAO-uitkering van appellant, die sinds 1990 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant, die ook als zelfstandige werkt, had in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2018 een belastbare winst uit onderneming van € 13.983,- opgegeven, waar hij zelfstandigenaftrekken van eerdere jaren van afhaalde, waardoor zijn belastbare winst op € 0,- uitkwam. Het Uwv heeft op basis van deze gegevens de hoogte van de WAO-uitkering vastgesteld en een terugvordering van € 7.837,80 opgelegd, omdat appellant te veel uitkering had ontvangen.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het Uwv ten onrechte de ondernemersaftrek van een eerder jaar heeft meegenomen in de berekening van zijn inkomsten over 2018 en dat zijn maatmaninkomen te laag is vastgesteld. Het Uwv heeft echter betoogd dat de berekening van de uitkering en de terugvordering correct was, en dat de ondernemersaftrek van toepassing was op de belastbare winst uit onderneming.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv de regels correct heeft toegepast en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde dat de berekening van het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage juist was en dat appellant in 2018 als 65 tot 80% arbeidsongeschikt werd aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant moet het te veel ontvangen bedrag terugbetalen.