ECLI:NL:CRVB:2022:2645
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-uitkering en duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar WGA-uitkering. Appellante, die eerder ziek was gemeld vanuit de Werkloosheidswet, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar appellante betwistte de duurzaamheid van haar arbeidsongeschiktheid en de datum van haar eerste arbeidsongeschiktheidsdag. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv terecht had vastgesteld dat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellante niet duurzaam was. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat er geen sprake was van een stabiel of progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. De Raad heeft geconcludeerd dat appellante niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.