ECLI:NL:CRVB:2022:2687
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld en de toewijzing van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had zich per 30 juni 2017 ziek gemeld, maar het Uwv stelde vast dat zij geen recht had op ziekengeld. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante per 30 juni 2017 niet ziek was en dat zij het Uwv onredelijk laat in gebreke had gesteld, waardoor er geen dwangsom verschuldigd was. De Raad heeft het beroep tegen de eerdere besluiten van het Uwv gegrond verklaard, maar het beroep tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar ongegrond verklaard. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure was overschreden, waarvoor het Uwv een schadevergoeding van € 500,- aan appellante moest betalen. De proceskosten van appellante werden vastgesteld op € 3.956,50, en het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 181,-.