ECLI:NL:CRVB:2022:2717
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ziekengeldsanctie en re-integratie-inspanningen van eigenrisicodrager
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een eigenrisicodrager voor de Ziektewet (ZW) tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat een ziekengeldsanctie heeft opgelegd. De werknemer, die als uitzendkracht bij appellante werkzaam was, meldde zich op 19 september 2016 ziek. Na een eerstejaars ZW-beoordeling in 2017 werd de ZW-uitkering voortgezet. In 2018 diende de werknemer een aanvraag in voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv concludeerde dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, wat leidde tot de beslissing dat het loon van de werknemer gedurende 52 weken moest worden doorbetaald. Appellante maakte bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Amsterdam bevestigde het besluit van het Uwv, maar appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv ten onrechte een ziekengeldsanctie had opgelegd. De Raad stelde vast dat de re-integratie-inspanningen van appellante niet adequaat waren beoordeeld en dat er geen medische verklaring was voor de vertraging in de re-integratie. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit van het Uwv, en herstelde het besluit van 13 september 2018. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.